dinsdag 14 augustus 2012

Meester Heistek

Die naam komt me bekend voor. Vandaag kwam ik deze naam tegen op het web. Het betrof een broer van mijn grootvader. Hij werd gesierd met de naam 'meester'. In die tijd kon men nl. nog van 'sier' spreken.

Deze Hendrik Heistek, in leven schoolmeester op de Calvijnschool in Gouda, is in 1944 op 76-jarige leeftijd overleden. Zijn vader en moeder waren Lodewijk Heistek en Adriana van der Bie, beiden afkomstig uit Goudswaard.

Het eerste bericht van hem dat ik na enig zoeken tegenkwam, was zijn aanstelling als onderwijzer te Hazerswoude:


Na enig zoeken vond ik een foto van hem, als onderwijzer te Gouda. Tenminste, deze foto kon ik bestellen tegen geringe vergoeding. Vanmiddag had ik hem al in mijn mailbox:


Gelukkig werd een beschrijving bijgeleverd:
Klassefoto op het schoolplein van de Gereformeerde school in de Keizerstraat. In het midden juffrouw E.B van Beek. 1. Aart Lafeber, kwekeling. 2. Arie van Zelm. 3. Wim Kaptein. 4. Antje van Rossum. 5. hoofd der school Van Straalen. 6. Maurits Kastelein. 7. Margo Hornis. 8. Mien Lafeber. 9. Kastelein, kwekeling. 10. zus van Arie van Zelm. 11 en 12 broers Keller. 13 en 14. zusjes Vlok. 24. Suzanna Maria van der Ham. 26. Heistek. 31. Dina Johanna van Rossum (geb. 1903). 32. Jan van Rossum (geb. 1901), kinderen van kapper Meindert van Rossum, Spoorstraat (nu naaimachinewinkel). 1910

Hoe de nummering werkt is me alleen niet duidelijk. Als ik naar de foto kijk, dan kan het bijna niet anders dan dat de man rechts, met hoed, meester Heistek is.

Als er iemand is die meer informatie heeft over deze 'meester Heistek' van de Calvijnschool te Gouda, doet me een groot plezier...

Meester Heistek ligt begraven op de begraafplaats aan de Vorstmanstraat in Gouda. Het opschrift op zijn graf luidt:

In Gods Heerlijkheid opgenomen | Rusten hier | Hendrik Heistek | oud 76 jaar | in leven onderwijzer | a | d Johannes Calvijnschool | overl 2 maart 1944 | en zijn echtgenoote | Theresia Margaretha | Maria Heistek = van Bovene | oud 92 jaar | overl 9 febr 1952



dinsdag 7 augustus 2012

Buiten-leven

Vandaag gelezen in 't RD:


Willem Sluiter hield van rust en stilte. Boeken lezen en studeren op zijn kamer, wandelen in de vrije natuur, niet te veel mensen om zich heen. Vandaar dat hij met enthousiasme het eenvoudige landleven beschrijft, ver van alle stedelijke drukte en gewoel.

Zijn grote gedicht ”Buiten-leven”, meer dan 1500 versregels lang, bezingt de lof van het land, de geneugten van de natuur, de rust van de studeerkamer. Dat doet de dichter trouwens niet zomaar vanuit eigen inspiratie, maar in navolging van de grote traditie van het zogenaamde ”hofdicht”.

Bijzonder aan zijn invulling is wél dat hij de rust van het land verbindt met een beter in staat zijn tot bidden en mediteren, zodat het buitenleven voor hem ook betekent: dichter bij God leven.

Buiten-leven

Gy die geduerig gaet betreden

De straten van Uw trotsche Steden,

En leeft, na uw begeerlikheit,

By al des Werelts heerlikheit;

En onderdies u seer verwondert,

Hoe ik alhier, dus afgesondert,

Op sulk een plaetsje woonen mag,

Daer nooit uw oog iet cierliks sag;

Die roept, als of gy groot gelijk hadt;

Hoe kont gy woonen in dit slijkgat?

Ik moest’ er sterven voor mijn tijt;

Houdt op: te wijdt gaet dit verwijt.

Al schijnt het u hier slecht en oolik,

Ik leev’ er wel-vernoegt en vrolik,

En wensch, in vred’, op mijn manier,

Mjn leven soo te einden hier.

De lust om prachtige gebouwen

En straten vol van volk t’ aenschouwen,

’t Gewoel, ’t geloop, ’t gekoop, ’t geprael,

Kan ik verachten altemael.

My dunkt, ik hebbe, door Godts zegen,

Voor my een Koninkrijk verkregen,

Wanneer ik op mijn kamer mag

Iet vruchtbaers werken al den dag.

Op aerden is geen stadt of stede,

Die ’t hert geeft ware rust en vrede;

Of seker, waer der ergens een,

Elk mensch liep, in gedrang, daer heen.

’k Haek na een plaets, niet die plaisierig

Of vol gewoel is, of gansch cierig,

Maer die bequaem is, om mijn geest

In ’t still’ te oeff’nen allermeest.

Hier kan mijn ziel sich best vermeien,

Van Godt verquikt in gras’ge weien,

Gevoert aen wat’ren sacht en stil.

Hier segt s’: Heer, sus lust my u will

Hier hang’ ik vaster aen den hemel,

Dan in het ongestuim gewemel

Der werelt, die my lokt en vleit,

My toonend’ al haer heerlikheit.

Hoe vry en heuglik kan men buiten.

Voor Godt sijn ziel-begeerten uiten!

Het hert komt in den hemel haest,

Of d’ hemel wordt in ’t hert geplaetst.

Maer (om te spreken sonder veinsen)

Ik weet niet, waer ik mijn gepeinsen

Al laet’, wanneer ik, in de Steên,

Door ’t volk gae langs de straten treên.

Hoe soet is ’t, ’s morgens, op het singen

Der voog’len, uyt het bedd’ te springen,

En dan te sien, wat, tot Godts lof,

Is uitgesproten in den hof!

Wat geeft dan tijt en vlijt al vruchten

In sulke stille lantgehuchten!

Wat werpt de vroege Morgen-stont

Ons dan al gouts toe uit haer mont!

O! die, bevrijt van aerdsch geslommer,

Slechts gaet of sit in dichte lommer,

Op d’ oever van een suiv’re beek,

En houdt daer met sijn Godt gespreek,

Die wordt bekoorliker gedragen,

Dan in karos of gulde wagen

Door ’t allermeest geswier der stadt,

Daer ’t aerdsch alleen wordt hoog geschat.

Soo lang’ als ik maer niet en misse

Een bly gemoet en vry ghewisse,

En mag gevoelen in mijn geest

Slechts dat geduerig vreugden-feest,

Wat sal ik dan om ’t ander geven?

Een vrolijk hert is ’s menschen leven:

En dat bewaer ik beter hier,

Dan midden in het Stadt-geswier.

Een ander mag sich sterker voelen,

Om, onder ’t menigvuldig woelen,

Sijn aendacht even sterk te voên,

Ik ben te swak om sulks te doen.

’k Bevinde, datmen langs de straten

Vol wereltsch’ eere, glans, en staten,

Veel meer naer d’ aerde buigt en nijgt,

Dan opwaerts naer den Hemel stijgt.

Fragmenten uit Willem Sluiters ”Buiten-leven” (1668).

maandag 6 augustus 2012

Theodorus Ubink


Onderstaand een verhaal van vorig jaar uit mijn andere weblog. Omdat ik deze weblog ophef, heb ik dit stukje hier "veiliggesteld".

Donderdagmiddag kreeg ik een vriendelijk verzoek binnen van een mevrouw ergens uit den lande. Ze had een oud boek gehad, een heel oud boek. Volgens de titelpagina is het in Delft gedrukt bij Adriaan Beman, boekverkooper te Delft. Van het jaartal kan ik alleen de eerste twee cijfers lezen: 17. Een boek uit de 18e eeuw dus.


De titelpagina vermeldt de volgende gegevens:

Messias-Zegenlied
Of 's Konings Gangen in 't
Heyligdom
Vertoond in een
Verklaaringe en Toepassinge
van den
LXVIII Psalm
Als mede des
grooten Constantyns
Bekeeringe en Godsdienst-yver, onderzogt en verdedigt,
Door
Theodorus Ubink,
Predicant tot Over-Schie

De mail vervolgt: "Heeft u een idee wat het ongeveer waard is?

Ik zag ergens zo'n boek maar dan van psalm 45 en een harde kaft erom heen voor 200 euro staan, maar die zag er wel mooier uit als deze." Ze vermeldt verder nog dat het boek 566 blz. telt, een slappe kaft heeft (maar wel genaaid).

Wie kan deze mevrouw helpen?


Zelf was ik eigenlijk ook wel nieuwsgierig naar wat meer biografische gegevens over Theodorus Ubink. In "Het blijvend Woord", deel 2 (uitgave van de GBS) zag ik een levensbeschrijving van hem. Hij heeft geleefd van ongeveer 1674 tot 1709. Als predikant heeft hij resp. gestaan in Houten, Overschie, Delfshaven en Alkmaar.

Wat schetst echter mijn verbazing als ik wel het genoemde boek over psalm 45 terugvind in de beschrijving, maar niet het boek over psalm 68 waar het hier over gaat? Kom ik zelf dus ook met een vraag. Wie kan me meer over dit boek vertellen?



We zijn benieuwd...